Op 26 mei 2019 stemden de Belgen in nationale, regionale en Europese verkiezingen. De resultaten toonden een land dat verdeeld is langs regionale en politieke lijnen. In het Vlaamse noorden domineerde rechts, terwijl in Brussel en het Waalse zuiden de progressieve partijen winst boekten. Hierdoor is België op federaal niveau in een impasse geraakt. Een maand na de verkiezingen onderzoekt Luc Barbé het politieke speelveld om zich af te vragen waar de groene partijen van België nu staan. Van de nieuwe impuls gebracht door burgerbewegingen tot de uitdaging van het “ecorealisme,” Barbé legt haarfijn uit hoe de Groenen het gedaan hebben, waarom ze het niet beter deden, en welke pistes vanaf hier open liggen.

In België zijn er twee groene partijen, een Nederlandstalige – “Groen” – en een Franstalige – “Ecolo” (die een kleine Duitstalige afdeling heeft). De twee partijen werken nauw samen. Zo vormen ze in de federale Kamer van Volksvertegenwoordigers één politieke fractie en bij de plaatselijke verkiezingen in Brussel dienen ze gezamenlijke lijsten in. Op 26 mei waren het in België federale, gewestelijke en Europese verkiezingen. De verkiezingsresultaten van de twee partijen lopen nogal eens uit elkaar, met Ecolo die gemiddeld hoger scoort dan Groen, wat ook bij deze verkiezingen het geval was.

Groen haalde voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers 9.8%, een stijging met 1.2%. Het is daarmee de 6de grootste partij in Vlaanderen. Dat was een grote teleurstelling voor de partij, want de peilingen van de laatste maanden gaven veel hogere scores, tot zelfs 15%. Groen werd in de belangrijke steden Gent en Leuven wel de grootste partij, evenals bij de Nederlandstalige kiezers in het Brussels Gewest. In Wallonië haalde Ecolo voor de Kamer 14.9%, een stijging van 6%. Daarmee werd het de derde partij. In Brussel werd het kartel Ecolo-Groen voor de verkiezingen van het nationaal parlement met 21.6% de grootste partij.

De groenen zullen meer dan waarschijnlijk deel uit maken van de volgende Brusselse Gewestregering. Of de groenen ook in andere regeringen zullen zetelen, is op dit moment nog niet duidelijk.

Verkiezingsresultaten verklaren

Hoe verklaar je overwinningen en nederlagen van partijen bij verkiezingen? Dat vergt onder meer wetenschappelijk onderzoek over beweegredenen van kiezers en transferten van stemmen tussen partijen. Op dit moment hebben we die studies nog niet, op één kleine studie[1] na met een aantal gegevens over de belangrijke thema’s van deze verkiezingen. De uitslagen van de verkiezingen van 26 mei verklaren is dus voor het moment een mengsel van zakelijke analyse van de cijfers, de campagne en de context en politieke intuïtie.

Bij de analyse van verkiezingsresultaten van een partij gebruik ik een drievoudige invalshoek: de socio-economische en maatschappelijke context, de electorale concurrentie van de andere partijen en de sterke of zwakte van de partij zelf. Bij dat laatste gaat het op de eerste plaats om het politiek programma, de strategie, de communicatie, de casting en het intern functioneren van de partij. Laten we die drie elementen voor Ecolo en Groen bekijken.

Ecolo

De context bevatte twee elementen die zeer gunstig waren voor Ecolo: enerzijds de maandenlange grote aandacht voor het klimaatdossier, anderzijds het feit dat de thematiek van democratie en participatie het laatste jaar zeer belangrijk was. De concurrentie had het zeer moeilijk: de socialistische partij was de laatste jaren geplaagd door een schandalen, de liberale partij had vier jaar bestuurd met de Vlaams-Nationalistische partij N-VA wat haar geloofwaardigheid kostte en de christendemocratische partij zit al vele jaren in wat meer en meer op een existentiële crisis lijkt. Bovendien heeft de federale regering de laatste jaren een in de ogen van de potentiële kiezers van Ecolo een hard rechts beleid gevoerd. Aan de linkerzijde van het politieke spectrum is de laatste jaren een nieuwe partij, de PVDA, in opmars (in Franstalig België heet de partij PTB). Die heeft een marxistisch-leninistisch matrix, maar profileert zich als moderne, radicaal linkse partij. Ze lijkt vooral bij lager geschoolden te scoren en minder bij het veelal hoogopgeleide electoraat van Ecolo. De PTB haalde in Wallonië 13.80%. Daarin kunnen toch een paar procent gewezen Ecolokiezers zitten.

Ecolo zelf was de laatste twee jaren op politieke kruissnelheid: een duidelijke politieke strategie en wervende communicatie, sterke woordvoerders en een goed draaiende interne organisatie.

Ecolo zelf was de laatste twee jaren op politieke kruissnelheid: een duidelijke politieke strategie en wervende communicatie, sterke woordvoerders en een goed draaiende interne organisatie. Ecolo scoorde bij de plaatselijke verkiezingen van 14 oktober 2018 zeer sterk. Het werd in verschillende Brusselse gemeenten de grootste partij en trad toe in tal van meerderheden in Brussel en Wallonië. Sommige journalisten en partijleden hadden dan ook nog betere resultaten bij de verkiezingen van mei 2019 verwacht. Er was echter in de campagne een zwaar offensief van de liberale partij tegen Ecolo, die werd afgeschilderd als partij die de belastingen zou verhogen, met onder meer een nieuwe “groene” belasting op vlees – een sterk staaltje van fake news. Misschien dat dit offensief Ecolo een paar procent gekost heeft. Verder in dit artikel licht ik de aanpak van de “klimaatgeruststellers” toe, wat wellicht ook een rol gespeeld heeft in de uitslag van Ecolo.

Groen

Ook voor Groen was de politieke context interessant, want het klimaatdossier was ook in Vlaanderen gedurende maanden een van de belangrijkste thema’s. Scholieren spijpelden er elke donderdag om te kunnen actievoeren voor een echt klimaatbeleid. Naar het einde van de campagne werd klimaat wel minder belangrijk en in de boven geciteerde studie stond “leefmilieu” maar op de vierde plaats van voor de kiezers belangrijke thema’s (na respectievelijk migratie, sociale zekerheid en fiscaliteit).  Ik voeg er nog aan toe dat de thema’s klimaat, energie, ruimtelijke ordening en mobiliteit de laatste jaren in de Vlaamse pers veel aan bod gekomen zijn en vaak vanuit een groene invalshoek. Zo is er onder Vlaamse journalisten zo goed als consensus over de noodzaak om radicale maatregelen te nemen om het verder volbouwen van Vlaanderen te stoppen en een slimme kilometerheffing in te voeren, wat in Franstalig België niet het geval is.

Wat de electorale concurrentie van Groen betreft, is het plaatje gemengd. De Vlaamse socialisten zitten al jaren in een crisis en hun verkiezingsuitslag, de slechtste uit hun geschiedenis, bevestigde dat. De Vlaamse christendemocraten, een secondaire concurrent van Groen, maakten in de federale regering een slechte beurt. De PVDA kan Groen een paar procent gekost hebben.

Hoe kan je de verkiezingsuitslag van Groen, die de pers gezien de interessante maatschappelijke context en de zwakte van de socialisten, teleurstellend noemde, verklaren? Zoals gezegd is het wachten op wetenschappelijk onderzoek over de kiezersstromen tussen partijen en de motivaties van kiezers. In de pers wordt gewezen op drie elementen. Groen deed een voorstel om het systeem van salariswagens, het feit dat sommige werknemers van de werkgever een wagen ter beschikking krijgen in plaats van loon, te hervormen, dit als klimaat- en mobiliteitsmaatregel. Het voorstel kreeg zware kritiek van andere partijen, zeker toen Groen bleef weigeren te antwoorden op de vraag hoeveel werknemers zouden inleveren. Groen was volgens verschillende journalisten in dit dossier niet duidelijk, wat de partij geloofwaardigheid kostte. Een ander voorstel dat op veel kritiek stuitte was het voorstel van Groen over het belasten van vermogens. Het voorstel leek ook de middenklasse te raken en de toelichting door Groen ervan was niet altijd duidelijk. Een derde punt volgens sommig journalisten is het feit dat de voorzitter van het Vlaams-nationalistische N-VA de Vlamingen waarschuwde dat een van de twee boegbeelden van Groen wel eens eerste minister zou kunnen worden, dit als Ecolo-Groen de grootste fractie in de Kamer zou worden (wat uit een opiniepeiling bleek). Geen enkel boegbeeld van Groen dong ooit expliciet naar het mandaat van eerste minister, maar de framing van de N-VA sijpelde wel door. Het ging in de campagne minder en minder over de visie en het programma van Groen en meer en meer over “postjes” en de zogezegde machtshonger van Groen, wat een deel van de potentiële kiezers kan afgeschrikt hebben.

Groen zat de laatste twee maanden voor de verkiezingen in het defensief en had veel moeite om zijn eigen verhaal op een wervende manier duidelijk te maken.

Groen zat de laatste twee maanden voor de verkiezingen in het defensief en had veel moeite om zijn eigen verhaal op een wervende manier duidelijk te maken. Sommige leden van Groen zeggen dat de Vlaamse groenen, ondanks de moeilijke politieke context en de concurrentie van de PVDA, toch een (kleine) overwinning heeft betaald. Andere partijleden zeggen dat de partij, gezien de zeer interessante maatschappelijke context – Climate Action Now! -, een historische kans gemist heeft om door te groeien tot een middelgrote partij van rond de 14-15%. Hierbij verdient de aanpak van de “klimaatgeruststellers”, zoals ik ze noem, alle aandacht. Ik kom er straks uitgebreid op terug, want hun succesvolle aanpak kan Groen een paar procent gekost hebben.

Wat kunnen we hieruit leren?

Er zijn natuurlijk parallellen tussen België en sommige andere lidstaten van de Europese Unie: een bescheiden economische groei, een verouderende bevolking, de dreigingen van een harde BREXIT en een handelsoorlog tussen China en de VS, het gebruik – en misbruik? – van sociale media tijdens verkiezingscampagnes, om er maar een paar te noemen. Maar er zijn ook specifiek Belgische elementen: de grote staatsschuld, het (weliswaar afgenomen) belang van de verzuiling, de zwakke overheden (behalve soms op plaatselijk vlak) en de zeer sterke particratie. Bovendien zijn er zowel wat economische bedrijvigheid, werkgelegenheid en partijvoorkeuren grote verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië. Lessen trekken uit deze verkiezingen die ook relevant zijn voor andere groene partijen is dus niet vanzelfsprekend, behalve op gebied van klimaat. Ik denk dat dit dossier door rechtse partijen in hun voordeel werd geïnstrumentaliseerd, dit ten nadele van Groen en Ecolo.

Het offensief van de klimaat-geruststellers

In Vlaanderen zijn sinds 26 mei het Vlaams-nationalistische en radicaal-rechtse N-VA en het extreemrechtse Vlaams Belang de twee grootste partijen (met respectievelijk 25.5% en 18.6% voor de Kamer). Zij staan wat betreft klimaatbeleid het verst van alles waarvoor de laatste maanden vele tienduizenden mensen op de straat kwamen. Hoe is dat mogelijk? Hun verkiezingsresultaat is te wijten aan tal van factoren. Ik heb het hier alleen over de manier waarop ze met de klimaatproblematiek zijn omgegaan en inspireer me daarbij op de recente analyse van de Franse filosoof en antropoloog Bruno Latour.[2]

Op 12 december 2005 erkenden in Parijs 150 landen dat de aarde[3] niet alles aan kan en spraken ze af om in overleg oplossingen te zoeken zodat alle aardbewoners een goed leven zouden hebben binnen de grenzen van de aarde. Op 1 juli 2017 besliste Donald Trump zich terug te trekken uit het Parijse klimaatakkoord en gaf hij dus het signaal dat hij de fysieke grenzen van de aarde niet erkent en dat iedereen maar zijn plan moeten trekken. Hij kiest de vlucht vooruit en luistert niet naar degenen die zeggen dat elke vluchtweg een door mensen geconstrueerde luchtspiegeling is. 

Bruno Latour gebruiktdeze twee data om duidelijk te maken waarover het vandaag zou moeten gaan. Latour stelt dat de aarde een actor wordt, dat ze zich laat horen. Kijk maar naar de orkanen en droogtes van de laatste jaren, of de walvissen die op onze kusten aanspoelen, met hun maag vol plastic. De aarde spreekt, zegt Latour, ook via mensen die actievoeren en zich laten horen. Dan denk ik natuurlijk aan de vele tienduizenden jongeren die overal ter wereld de laatste maanden op straat zijn gekomen om een volwaardig klimaatbeleid te eisen. Voor sommige mensen is de erkenning van de feiten vanzelfsprekend. Anderen verdringen dat inzicht van grenzen. Het kan niet dat de aarde hen aanzet tot het heroverwegen van wat volgens hen het goede leven is.

In de Vlaamse verkiezingscampagne hoorden we van sommige partijen een Vlaamse versie van Trumps klimaatverhaal: wetenschappelijke evidentie impliciet ontkennen, beweren dat klimaatbeleid tot een golf van belastingen zal leiden en mensen vertellen dat ‘het feest’ kan doorgaan. Het zijn geen klimaatontkenners maar ‘klimaatgeruststellers’. Ons landje is verantwoordelijk voor minder dan een procent van de uitstoot in de wereld. Dus ook al nemen we strenge maatregelen, dat heeft nauwelijks effect, klinkt het. Bovendien zullen wetenschappers, juist zoals vroeger, wel oplossingen vinden. ‘Ecorealisme’ heet dat. Dus geen slimme kilometerheffing of een hogere fiscaliteit op vliegtuigreizen, en stop met te pleiten voor minder vleesconsumptie. Die boodschap klinkt velen als muziek in de oren. We hoeven ons niet schuldig te voelen, we kunnen ongestoord verder leven zoals we willen. Daarbij vergeten ze dat veel mensen nooit hebben kunnen feesten, dat de volgende generaties zware facturen van het feest zullen betalen en dat het aantal depressies en burn-outs in dit land ons zou moeten doen afvragen of dit wel een ‘feest’ is. In Franstalig België was het discours van de klimaatgeruststellers minder offensief, al deed het wellicht ook een aantal kiezers twijfelen over hun stemgedrag.

In de Vlaamse verkiezingscampagne hoorden we van sommige partijen een Vlaamse versie van Trumps klimaatverhaal

Hoe ga je hier mee om? Latour komt bewust niet met pasklare oplossingen. Voor hem is een kernvraag hoe zich te richten tot degenen die zich terecht in de steek gelaten voelen door het “historisch verraad” van de leidende klassen. Met hun ‘verraad’ bedoelt Latour het feit dat ze mensen decennia hebben voorgespiegeld dat deze manier van produceren en consumeren grenzeloos zou kunnen doorgaan, terwijl men wist dat de aarde dat niet zou kunnen dragen. Deze benadering doet me denken aan de Luxemburgse[4] en Duitse groenen, die zich de laatste jaren niet alleen als verdedigers van de aarde profileren, maar zich ook expliciet opwerpen als verdedigers van hun land en de leefwereld van hun landgenoten. Hebben ze daarmee een soort Latouriaans antwoord gegeven en een positieve connectie gemaakt met mensen voor wie de mondialisering en de snel veranderende samenleving bedreigend overkomt? Hebben ze daarmee mensen kunnen overtuigen dat een klimaatvriendelijk leven wel kan leiden tot een beter en gelukkiger leven? Dat de klimaattransitie sociaal zal zijn?

Voor we nieuwe programmavoorstellen lanceren, moeten we ons dus eerst buigen over twee transversale kwesties. Teneinde het debat te voeden en een stuk “thinking out of the box” te stimuleren, formuleer ik ze als paradoxale en scherpe vragen:

  • Hoe moeten we omgaan met de paradox dat het klimaatbeleid radicaal moet zijn en een breed draagvlak moet hebben? Hebben we wel tijd om dat draagvlak op te bouwen? Hoe doe je dat in tijden van fake news en sociale media? Waarbij sommige mensen in een bubbel zitten waarin nauwelijks debat en meningsvorming is, maar waarin het eigen grote gelijk nog versterkt wordt.
  • Hoe kunnen we mensen die, terecht of niet terecht, een gevoel hebben te leven in een tijd van maatschappelijk verval en pessimistisch zijn over de toekomst, motiveren om te geloven in een betere toekomst, met groene hervormingen die sociaal rechtvaardig zijn en zorgen voor meer welzijn?

Slotbedenking

De resultaten van de verkiezingen van 26 mei in Vlaanderen zijn vanuit groen standpunt een opdoffer. Zowat twee derde van de kiezers kozen voor partijen die blijven geloven in het neoliberale economisch beleid van de laatste decennia. Bijna de helft van de Vlaamse kiezers kozen voor nationalistische partijen met een radicaal- of zelfs extreemrechtse kijk op diversiteit en migratie. Groen werd geen middelgrote partij. Van de twee grootste Vlaamse partijen valt op gebied van klimaatbeleid niets te verwachten, integendeel. Het zijn partijen die zoals Trump de fysieke grenzen van de aarde, manifest negeren. In Brussel en Wallonië scoorde Ecolo beter en kan het de volgende jaren positief wegen op het klimaatbeleid. Wat socio-economisch beleid betreft, kiezen Brussel en Wallonië al jaren voor een linkser beleid, maar dan wel in een traditionele 20ste eeuwse productivistische versie, die zeer ver staat van het groene programma. De twee grootste partijen in Vlaanderen willen een onafhankelijk of in de feiten bijna zo goed als onafhankelijk Vlaanderen, terwijl andere Vlaamse partijen en alle Franstalige partijen daar niet van willen weten. Dat zorgt uiteraard voor zware politieke spanningen, wat de federale regeringsvorming heel moeilijk maakt en een krachtig beleid weinig waarschijnlijk maakt.

Welke lessen kunnen we uit dit alles trekken over het klimaatdebat en het klimaatbeleid? Het blijkt nog maar eens dat feiten – van hittegolven over zware stormen – en wetenschappelijke rapporten niet voldoende zijn om de Belgische politieke partijen te overtuigen de ernst van de klimaatuitdagingen te erkennen en ernaar te handelen. 27 jaar na de VN-conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in Rio, zijn de basisinzichten over milieu, klimaat en duurzame ontwikkeling nauwelijks geïnternaliseerd in de Belgische politieke klasse (behalve uiteraard bij de groene partijen en, in zeker mate, bij de Vlaamse socialisten). Dat is een bijzonder harde vaststelling, want de groene transitie vergt uiteraard bondgenoten. Deze verkiezingscampagne en de verkiezingsresultaten toonden aan dat de groene partijen in België er de volgende jaren vrij eenzaam voor staan en dus voor een zware uitdaging staan. Ik zie niet in hoe ons land de volgende jaren een koploper in groene transitie zou worden, tenzij dan in sommige steden waar de groenen wel sterk staan of zelfs de grootste partij zijn. Daarmee zijn we bij een belangrijke strategische vraag beland voor de groenen in België (ze lijkt me ook pertinent voor andere groene partijen in Europa). Ik formuleer die opnieuw bewust scherp als paradox.

  • De groenen blijven uit de federale regering en de Vlaamse en Waalse gewestregering en zetten alles op alles op de steden waar groenen besturen (en op het Brussels Gewest waar ze meer dan waarschijnlijk zullen mee besturen). De concrete realisaties zijn dan nuttig als illustraties van het groene verhaal. Ze zijn geruststellend én wervend. Zo konden de groene bestuurders in de stad Gent de laatste jaren onder meer op gebied van mobiliteit heel veel realiseren, wat een stevige boost gaf aan het verhaal van Groen in de rest van Vlaanderen. In dit scenario investeer je volop in bewustmaking en in de uitbouw van een klimaatdiscourscoalitie. Dat onze regeringen ondertussen een non- of zelfs antiklimaatbeleid voeren, is te betreuren. De groene partijen zullen er hard oppositie tegen voeren. Er is trouwens de Europese Unie die ons land sowieso zal dwingen een aantal maatregelen te nemen. Daarnaast is er uiteraard de oppositie tegen het neoliberale socio-economisch beleid en het verder uitbouwen van een eigen groen, socio-economisch verhaal, dit in samenhang met het klimaatverhaal.
  • Je kan het ook anders aanpakken. Je mikt niet alleen op de steden waar je sterk staat, maar probeert ook toe te treden tot de federale, Waalse en/ of Vlaamse regering om daar zo goed als het kan werk te maken van klimaatbeleid (de machtsverhoudingen en de pijnlijke budgettaire situatie van het land lijken me grote groene economische hervormingen zwaar te bemoeilijken). Het risico is dat je je kiezers zwaar teleurstelt en de facto het huidige productivistische systeem mee in stand houdt. Maar je kan een aantap stappen op vlak van klimaatbeleid zetten.

Ik zet de zaken bewust zwart-wit, goed wetende dat er vele ander tinten zijn. Het zijn in zekere zin ook geen volledig nieuwe vragen. Ze waren er dertig jaar geleden ook. Er zullen trouwens nooit definitieve antwoorden zijn. Sinds de verkiezingen van vorige maand en gezien de grote en urgente maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan, stellen die vragen zich wel scherper dan ooit. Binnen enkele maanden weten we hoe Groen en Ecolo op die vragen zullen antwoorden. Wat me wel al zeker lijkt is dat we de volgende jaren in Brussel en in gemeenten en steden in Vlaanderen en Wallonië een aantal zeer interessante groene realisaties zullen zien, realisaties die ook burgers, bewegingen en partijen ergens anders in Europa kunnen motiveren en inspireren.

Sinds de verkiezingen van 26 mei heeft de groene fractie haar positie in het Europees parlement duidelijk versterkt. De vraag lijkt me dan ook te zijn hoe we synergiën kunnen creëren tussen groenen met een sterke positie in steden en regio’s en de groene fractie in het Europees parlement. Welke synergieën zijn er mogelijk ? Hoe realiseren we die ? Hoe gaan we om met het « tussenniveau » van de lid-staten ? Dat lijken me belangrijke vragen die reflectie, discussie en veel politieke creativiteit vergen.

[1] Les Flamands et les Wallons ont voté pour des partis différents le 26 mai – mais leurs avis divergent moins sur les politiques publiques qu’ils souhaitent” – Une étude réalisée dans le cadre du programme EOS, financé par le FNRS et le FWO. Projet RepResent (UCLouvain, ULB, UA, VUB, KULeuven); https://www.fnrs.be/docs/NewsRecherche/Flamands_et_Wallons_ont_vote_differemment.pdf
[2] Waar kunnen we landen. Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime,Octavo Publicaties, 2018.
[3] Bruno Latour maakt het verschil tussen “aarde” en “planeet”, maar daar op ingaan, zou ons te ver leiden.
[4] Zie hun verkiezingsslogan “WELL MER EIST LAND GÄR HUNN” (“Omdat we van ons land houden”).