Vier decennia na het ontstaan van de eerste groene partijen staan milieuthema’s eindelijk bovenaan de politieke agenda. Klimaatverandering wordt wereldwijd gezien als een belangrijke bedreiging, in de helft van de 26 landen die Pew Research bevroeg zelfs als de belangrijkste bedreiging. Nieuwe klimaatbewegingen komen op, bedrijven praten over vergroening, en steeds meer politieke partijen ontwikkelen serieuze klimaatplannen. 

Dit essay presenteert een raamwerk om de verschillende stromingen in dit opgelaaide klimaatdebat te analyseren. Dit raamwerk maakt een politieke analyse van klimaatvoorstellen mogelijk en kan door eenieder die strijdt voor een groenere toekomst gebruikt worden om te bepalen welke stroming of welke voorstellen te steunen. 

Een keuzeprisma

Mijn raamwerk ordent groene voorstellen aan de hand van twee karakteristieken: welke actor het voortouw neemt (bedrijfsleven, overheid, of maatschappelijke organisaties) en op welke schaal actie wordt ondernomen (lokaal tot mondiaal). Deze twee karakteristieken zijn niet alleen handig om ordening aan te brengen in voorstellen uit verschillende stromingen in het groene gedachtegoed. Ze wijzen ook op verschillende onderliggende waarden en maken daarmee een normatieve, politieke evaluatie van groene voorstellen mogelijk. 

Moderne samenlevingen kennen drie sferen: die van het bedrijfsleven, die van de overheid, en die van burgers en maatschappelijke organisaties. De eerste karakteristiek van groene voorstellen is uit welke sfeer de actoren die de drijvende kracht moeten zijn achter een groene toekomst. Elk van de sferen werkt volgens een eigen logica en kent daarmee andere onderliggende waarden. De sfeer van het bedrijfsleven werkt middels concurrentie en winststreven. Voorstanders prijzen de efficiëntie en de vrijheid die vrijwillige markttransacties bieden. De sfeer van de overheid werkt volgens hiërarchische controle door bestuurders in publieke dienst. Voorstanders wijzen op de effectiviteit van de doorzettingsmacht van de overheid en de legitimiteit van collectieve besluitvorming (voor zover het democratieën betreft in ieder geval). De sfeer van maatschappelijke organisaties (verenigingen, bonden, coöperatieven) werkt op basis van vrijwilligheid en burgerinitiatief. Voorstanders van maatschappelijke organisatie wijzen op de verbondenheid en spontane solidariteit die ze biedt.

De tweede karakteristiek betreft de schaal waarop actie ondernomen wordt. Dit is het makkelijkst te illustreren met politieke eenheden: van gemeenten op het lokale niveau tot de Verenigde Naties op het mondiale niveau. Maatschappelijke organisaties en ondernemingen volgen niet altijd de afgebakende gelaagdheid van politieke eenheden, maar vaak is het redelijk vergelijkbaar. Om een voorbeeld te geven: mijn favoriete koffiezaakje in Sheffield is Ink & Water, met één vestiging een lokaal fenomeen. AMT Coffee is actief op het nationale niveau met vestigingen door heel Groot-Brittannië. Starbucks, tenslotte, opereert op het mondiale niveau. 

Als we de twee karakteristieken van leidende actor en schaal tegen elkaar uitzetten ontstaat een prisma-vormige ruimte waarin groene voorstellen geplaatst kunnen worden.

De groene schrijver E.F. Schumacher was een van de eersten die er in zijn in 1973 verschenen klassieker Small is Beautiful op wees dat deze verschillende schaalniveaus net als de verschillende sferen in de samenleving volgens verschillende logica werken en daarmee andere onderliggende waarden hebben. Op het mondiale niveau zien we een logica van bureaucratische procedures, hiërarchische relaties, kortom: uniformiteit. Het lokale niveau toont juist een logica van creatieve diversiteit. Om terug te komen op het koffie-voorbeeld van hierboven: Starbucks vestigingen zien er overal hetzelfde uit en verkopen volgens dezelfde procedure koffie, terwijl onafhankelijke, lokale koffiezaakjes overal verschillend zijn en de creativiteit van hun eigenaren weerspiegelen. Op het mondiale niveau hebben acties groot bereik, op het lokale niveau hebben ze betekenisvolle impact. Als het Starbucks hoofdkantoor plastic rietjes in de ban doet, dan bespaart dat een enorme berg plastic. Als Ink & Water hetzelfde doet heeft dat een veel kleinere impact op de plastic soep in de oceanen, maar betekent het wellicht meer in de lokale gemeenschap omdat de eigenaren het besluit zelf genomen hebben en het uit kunnen leggen aan hun vaste klanten (of misschien zelfs samen met klanten het besluit namen). Een laatste waarde die beïnvloed wordt door schaalniveau is gelijkheid: vermogens- en machtsongelijkheden nemen toe met toenemende schaal. De eigenaar van een lokaal koffiezaakje verdient (hopelijk) een redelijk salaris, waarschijnlijk wat hoger dan de barristas. De eigenaar van Starbucks, daarentegen, verdient ongeveer 13 miljoen dollar – meer dan 1000 keer het salaris van de gemiddelde werknemer. 

Als we de twee karakteristieken van leidende actor en schaal tegen elkaar uitzetten ontstaat een prisma-vormige ruimte waarin groene voorstellen geplaatst kunnen worden. Voorstellen kunnen op elke plek in dit prisma geplaatst worden, ook tussen de uitersten in. Leidende actoren werken soms samen, bijvoorbeeld als ondernemingen en maatschappelijke organisaties samen een standaard voor maatschappelijk verantwoord ondernemen ontwikkelen. Initiatieven zijn soms groter dan een gemeente maar hebben nog geen landelijke dekking. Om de logica van het raamwerk duidelijk te maken zal ik na de figuur enkele concrete voorstellen bespreken en plaatsen in het prisma, beginnend op het mondiale niveau en afdalend tot het lokale niveau.

Groene agenda’s bekeken door het prisma van politieke waarden

Op het mondiale niveau, in de hoek van de overheid, kunnen we een voorstel uit 2009 plaatsen: de Global Green New Deal. Hiermee riep het Milieuprogramma van de Verenigde Naties op tot honderden miljarden aan gecoördineerde publieke investeringen om de transitie naar groene energie te maken. Het voorstel was erop gericht om banen te creëren en de economische groei aan te zwengelen in de nasleep van de financiële crisis van 2008. In de hoek van het bedrijfsleven is Unilevers ambitie om haar ecologische voetafdruk te verminderen een prominent voorbeeld. Om een indruk te geven van het bereik dat het initiatief van Unilever heeft: de multinational wil 1 miljard mensen (consumenten) bedienen met producten en tegelijk haar ecologische voetafdruk halveren. Op de lijn die bedrijfsleven met maatschappelijke organisaties verbindt kunnen we de verschillende ‘ronde tafels’ plaatsen die zich bezighouden met mondiale productieketens. Aan deze ronde tafels ontwikkelen bedrijven en maatschappelijke organisaties gezamenlijk standaarden voor duurzame productie van bulkgoederen zoals palmolie en soja. 

Als we de stap naar het nationale niveau maken, dan kunnen we regulering en groene belastingen plaatsen tussen bedrijfsleven en de overheid. Groene belastingen worden meestal gezien als meer marktconform, dus staan dichter bij het bedrijfsleven, terwijl regulering meer directief is en dus dichter bij de overheid staat. In beide gevallen neemt de overheid actie om het bedrijfsleven milieuvriendelijker te maken. Als voorbeeld uit de hoek van maatschappelijke organisaties kunnen we het initiatief van Urgenda noemen om collectief 50.000 zonnepanelen in te kopen in 2010. Door de vraag naar panelen samen te brengen op nationaal niveau kon Urgenda succesvol de prijs van zonnepanelen naar beneden drijven.

Nog een stap naar beneden, op de lijn tussen de nationale overheid en lokale maatschappelijke organisaties kunnen we een specifiek onderdeel van de Green New Deal zoals die voorgesteld wordt door Alexandria Ocasio-Cortez plaatsen. In haar versie van de Green New Deal vraagt ze de nationale overheid te investeren in klimaatprojecten die door lokale gemeenschappen worden voorgesteld. Op het lokale niveau in de hoek van het bedrijfsleven kunnen we onafhankelijke biologische supermarkten vinden. Transition towns zijn een voorbeeld van initiatieven uit de hoek van maatschappelijke organisaties. Deze worden gewoonlijk door lokale gemeenschappen geïnitieerd, en benadrukken coöperatieven en verenigingen om de afhankelijkheid van mondiale productieketens te verminderen en lokale productie en consumptie te bevorderen.

Het grote voordeel van dit raamwerk is dat het dieper inzicht biedt dan technocratische discussies over potentiele CO2-reductie.

Dit zijn enkele concrete voorbeelden van groene initiatieven en hun plaatsing in het prisma om het raamwerk te illustreren. Op een hoger abstractieniveau kunnen ook hele stromingen binnen het groene gedachtegoed met behulp van het prisma gepositioneerd worden. ‘Groen kapitalisme’, dat claimt dat de logica van concurrentie en winst zal leiden tot duurzame groei, bevindt zich in de hoek van het bedrijfsleven. Ecomodernisme, met zijn nadruk op intensieve landbouw en nucleaire energie, bevindt zich op hogere schaalniveaus. De lokale buurtenergiecoöperatie zal tenslotte geen kerncentrale bouwen. De Green New Deal voorstellen zitten in de hoek van de overheid, op verschillende schaalniveaus. Vergelijk bijvoorbeeld de Global Green New Deal die hierboven besproken werd met de Green New Deal for Maine (Verenigde Staten). De municipalisme beweging is een stroming in het groene denken die lokale overheden aanmoedigt om hun groene agenda’s niet op meer markt (groen kapitalisme) of meer overheid (Green New Deal) maar op meer burgerinitiatief te richten. Deze stroming bevindt zich dus ergens op de lijn tussen overheid en maatschappelijke organisaties op het lokale niveau.

De politiek van het prisma

Het grote voordeel van dit raamwerk is dat het dieper inzicht biedt dan technocratische discussies over potentiele CO2-reductie. Niemand kan met zekerheid zeggen wat de meest effectieve en haalbare oplossingen voor de klimaatcrisis zijn: er zijn vele initiatieven en deze hebben misschien allemaal een bijdrage te leveren. Verschillende groene agenda’s hebben echter politieke implicaties die verder gaan dan hun bijdrage aan de oplossing van milieuproblemen alleen omdat ze verschillende onderliggende waarden hebben. In het publieke debat over de klimaatcrisis blijft men te vaak hangen in technocratie, terwijl de cruciale vraag welke waarden centraal staan in de toekomstige CO2-neutrale samenleving niet gesteld wordt. Het prisma helpt hopelijk om deze vraag inzichtelijk te maken.

Sommige mensen leggen er de nadruk op om lokaal actief te zijn en lobbyen voor groenere steden en gemeenschappen.

Initiatieven uit verschillende hoeken van het prisma sluiten elkaar natuurlijk niet uit, de sferen en schalen zijn verbonden. Echter, succesvolle campagnes hebben concrete eisen en spreken een duidelijke groep aan: ze maken een keuze waar de nadruk op te leggen. Sommige mensen leggen er de nadruk op om lokaal actief te zijn en lobbyen voor groenere steden en gemeenschappen. Anderen geven er de voorkeur aan om multinationals te proberen te bewegen om meer maatschappelijk verantwoord te worden. Het is lastig om op voorhand te beoordelen hoe effectief deze keuzes zijn, maar het raamwerk uit deze bijdrage kan mensen helpen om te overwegen wat de bredere implicaties van hun keuze zijn. Hetzelfde geldt voor politieke partijen, die dit raamwerk kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van hun partijprogramma’s. Nu klimaatverandering belangrijker is geworden op de politieke agenda is er aan de ene kant het vooruitzicht van meerderheden voor groen beleid. Aan de andere kant moeten groene partijen nu meer moeite doen om duidelijk te maken hoe hun benadering verschilt van die van andere partijen. Daarom is het nu juist ook voor groene partijen belangrijk na te denken over de fundamentele waarden die impliciet onderdeel zijn van hun groene voorstellen. 

Politieke ecologie heeft zich naar mijn mening altijd onderscheiden door de nadruk op de verbinding van mensen met elkaar en met natuur, en de waarde van het tot bloei komen van individuen en ecosystemen. Tegelijk strijdt politieke ecologie tegen de ongelijke machtsrelaties die een antropocentrisch mensbeeld, patriarchische verhoudingen en kapitalisme impliceren. Het ligt daarom voor de hand dat groene partijen een bondgenootschap zoeken met lokale maatschappelijke initiatieven, want de onderliggende waarden van dat type actor en op dat schaalniveau zijn vergelijkbaar: verbinding, diversiteit, vrijwillige solidariteit, en gelijkheid. Groene partijen zouden zich dus in moeten zetten om maatschappelijke initiatieven te versterken ten opzichte van de staat en de markt. Op het lokale niveau kunnen groene partijen bijvoorbeeld ruimte creëren voor niet-commerciële burgerinitiatieven, soms zelfs letterlijk door gebouwen beschikbaar te stellen voor gebruik door de gemeenschap. Op het nationale niveau kunnen groene partijen burgers beter in staat stellen om zich in te zetten voor de gemeenschap door de vierdaagse werkweek tot norm te maken. En op het Europese niveau kunnen groene partijen strijden om private machtsconcentraties in de vorm van tech-giganten, multinationals, en too-big-to-fail banken aan te pakken zodat lokale non-profit initiatieven tot bloei kunnen komen. Zo gebruik je als groene partij je aanwezigheid op verschillende niveaus om elke keer weer lokale burgerinitiatieven te versterken en sta je zij aan zij met groene en progressieve pioniers om tot een groene, diverse, en democratische toekomst te komen.

Een evaluatie van groene voorstellen met behulp van het raamwerk uit deze bijdrage kan helpen om te verzekeren dat het pad dat we kiezen in de groene transitie leidt tot de samenleving waar we graag in willen leven.

Een evaluatie van groene voorstellen met behulp van het raamwerk uit deze bijdrage kan helpen om te verzekeren dat het pad dat we kiezen in de groene transitie leidt tot de samenleving waar we graag in willen leven. Hoe we afkomen van fossiele brandstoffen is niet een zaak voor technocraten, maar een inherent politiek debat met belangrijke gevolgen voor de waarden die we in onze samenleving centraal stellen. Zo moet dit debat dus ook gevoerd worden, en ik hoop dat dit raamwerk daar een aanzet toe is.